Verhaal in verval
Als piramides waren zijn vertellingen
breed in de basis en hemelhoog
iedereen nam hij mee door geheime gangen
door donkere ruimtes en langs smalle dwaalpaden
elke uitgesproken zin was een trede naar de top
hij vulde de oceanen met wijsheid
zijn tong schiep woorden als drijvende kathedralen
waarin muziek als echo van de eeuwigheid klonk
een vogel was hij, een zwaluw die alle paden kende
maar er niet één benutte omdat hij de ruimte verkoos
zonlicht toverde hij op jonge gelaten
verhaalde over de oorsprong, over genen en Genesis
leverde ook schaduwen aan oude schouders
als de hoge zon uitdagend stak
een rustige adem schraagde zijn verkondiging
zo groeide hij om nooit te vergaan
verzamelde gezichten en namen voor komende jaren
hij verstond de indringende stem van de stilte
die hij soms als een ijzeren mantel droeg
en als een fluwelen harnas weer uittrok
ooit, zo zei hij, als weten vergeten wordt
zet dan mijn kist op de rivier
laat water en wind mijn laatste plaats bepalen
laat mij kabbelen langs de randen van de nacht
als blinkende dagen dof geslagen zijn
en nu, op deze dag, die dag zonder naam
woont hij tussen vrienden in het vergeten
ze slapen onrustig zij aan zij
als verloren muntjes in een onbekend landschap
ze horen elkaar bewegen in een onbekende richting
– een verdwaalde roedel in een wildernis vol fantomen-
waar eens het totaalbeeld spiegelde
liggen nu de scherven van losse fragmenten
zinnen leven wel nog doch het verhaal is dood
weldra zullen slechts klanken overleven
gesloten geluiden vol duistere inhoud
kermend verlaat de kennis zijn gedachten
steeds trager tast hij naar de laatste waarheid
al het vroegere weten wordt vergeten
terwijl gaten zich vullen met losse beelden
molenwiekt hij naar onvindbaar houvast
op donkere dagen giet hij giet oude fragmenten
in nieuwe constructies, begint hij een gloedvol betoog
waarin Noach met zijn ark de Titanic ramt
en ook Jezus in een biezen mandje schipbreuk lijdt
gooit God hier Zijn eigen glazen in?
maar soms, op steeds spaarzamer momenten
terwijl zijn grote liefde naamloos aan zijn flanken huist
en de wind gunstig door zijn schedel ruist
verbreekt het maandelijks luchtalarm zijn onmacht
dan fluistert hij zacht ‘Maria, het is maandag!’
*****************************************************************************************************************************************************
Opgeslagen onder uncategorized